Dat je van filosofie studeren gek kan worden blijkt maar weereens: op 4 september jongstleden is onze vriendin en collega filosofe-in-spe Katja Brinner opgenomen wegens mentale instabiliteit. In de weken voorafgaande aan haar institutionalisering was zij aan het schrijven aan haar proefschrift: Neofenomenologische perspectieven op het zoeken. Hieronder een fragment uit het eerste hoofdstuk: Het zoeken in haar gradaties en belevingsvormen. Waar wij de tekst hebben ingekort, hebben wij dat aangegeven door “[…]” in te voegen. Wij hopen u, jonge filosofiestudent, met deze tekst te kunnen inspireren tot grootse daden en u tegelijkertijd te wijzen op de bijzondere aard van het vinden van onze prachtige studie, onze glorieuze studievereniging en deze website!
Het zoeken in haar gradaties en belevingsvormen
“Kent u het legostukjesfenomeen? Dit fenomeen is niet voorbehouden aan legostukjes, maar duidt een algemene structuur aan: houdt u op met zoeken, dan is het gezochte opeens voorhanden! Begint u echter een zoektocht, dan is dat ene blauwe stukje dat u nog nodig heeft voor uw ruimteschip enkel aanwezig in uw ooghoek (in de meest realistische interpretatie. Zie hiervoor Kyrzowskaya et al. 1966). […] De vulgaire betekenis van zoeken is hier niet het probleem: waar het hier om gaat is het gezochte en zijn omslag in het gevondene in de akt van het vinden. Hier is het mijn intentie om het existentiaal-ontologische fundament van het vinden bloot te leggen ten einde een beter begrip te ontwikkelen van het woord van Matteüs: “zoekt en gij zult vinden“, hetgeen toch door het legostukjesfenomeen lijkt te worden tegengesproken. Maar, zoals de wijze Cartesius aangaf: waar onderzoeking ons iets leert dat tegengesteld is aan de Schrift, dient toch de Schrift te worden geloofd. […] Dit valt natuurlijk niet te betwisten en daarom zal er een onderscheid moeten worden gemaakt tussen het zoeken en het werkelijke zoeken – namelijk dat zoeken dat de zoeker leidt tot vinden.
[…]
Problema VII – vereist vinden een zoeken? (een modern Godsbewijs)
Raginoč (Raginoč 1939) schrijft: “gegeven dat ik niet op zoek was naar een bloemkool, noch dat mijn vrouw er naar op zoek was, verbaasde mij het dat wij – toen wij over de prachtige Prstinse grachten flaneerden – mijn vrouw mij aan mijn jasje trok en zwoeltjes aan mijn oor zei “Sergej – gevonden!”. Ze wees naar de bloemkool en ik zei: “Inderdaad Christanya: gevonden!”.’ Om deze gebeurtenis te kunnen begrijpen zullen we, al het nihilisme ten spijt, de noodzakelijkheid en zinvolheid van het bestaan moeten rehabiliteren. Alle aporiën uit de voorgaande Problemata wijzen dezelfde kant uit: de structuur van de werkelijkheid is er naar dat er uit haar onkenbare diepte af en toe dingen naar de voor ons ervaarbare oppervlakte opborrelen […], soms met zo’n kracht dat we geneigd zijn te zeggen: ‘gevonden!‘ waar de zoektocht ons onbereflecteerd bleef in ons bewustzijn. Uit eigen ervaring kan ik hier spreken over het vinden van de Amsterdamse Filosofenbinding (AmFiBi), waar ik reeds 5 jaar deel van uitmaak. […] Zoek onbewust, gij zult toch vinden.”
Gevonden heeft u ons!,
AmFiBi